Van de voorzitter: interview met oud-voorzitter Hans Schipper
Hans Schipper, oud voorzitter en sinds 2011 erevoorzitter van de Stichting Oosterkerk!
Hans, in 1981 word jij bestuurslid van de Stichting Oosterkerk. Dat is inmiddels 44 jaar geleden. Er moet intussen heel wat veranderd zijn met en in ons kerkgebouw. Hoe trof jij de Stichting Oosterkerk toen aan?
Ik was toen 34 jaar. Een hele tijd geleden dus. Ik kwam als ‘jongste bediende’ bij de Oosterkerk toen de restauratie van de kerk al in volle gang was. Met ongelooflijk veel enthousiasme en doorzettingsvermogen zijn de plannen rondgekomen. Natuurlijk moeten hierbij de namen van Dirk Breebaart (oud-burgemeester van Hoogwoud), Jan Piet van der Knaap en de onlangs overleden John Lamers genoemd worden. Maar ik noem ook de naam van Kor Korpershoek, directeur van drukkerij Edecea aan de Italiaanse Zeedijk. Hij wordt nog al eens vergeten. De stijl van leiding geven aan een vergadering van Dirk Breebaart vergeet ik ook nooit. Kort en krachtig, geen gepraat om niets. Zijn manier van netwerken was ook bijzonder. Hij had er een hekel aan om met lege handen thuis te komen. Hij kon als het moet zeer innemend zijn naar mensen, zeker van mensen bij instanties waar subsidie vandaan moest komen, maar was ook volhardend. Ik ben er niet bij geweest, maar er gaat een verhaal dat hij na het zoveelste bezoek aan de Rijksdienst, toen nog in Zeist, net zolang op de gang bleef zitten totdat de directeur uit zijn kamer kwam met een positieve reactie op een subsidieverzoek.”
Een jaar later is er een Programmacommissie die voorstellingen en concerten voor eigen risico gaat organiseren.
Kun jij je nog enkele van die voorstellingen of concerten herinneren?
Een bijzonder moment, dat mij ook altijd bijblijft was de (her)opening van de kerk na de restauratie op 7 mei 1982 door prins Claus. Glunderende gezichten in de kerk, want er was wel een bijzondere prestatie verricht. Over de openingshandeling hebben we toen ook nog een beetje heen en weer gesproken. Ik wilde Claus graag achter het orgel hebben. Maar dat bleek op weerstand te stuiten vanuit het Koninklijk Huis. Toen is besloten om hem de klok te laten luiden. Met zes vorstelijke trekken, zoals Hans Rijswijk in zijn boek Oosterkerk Hoorn: Veelzijdig Baken beschrijft, wordt de Oosterkerk weer in gebruik genomen. En Prins Claus werd tevens benoemd tot ere-koster van de kerk voor één dag.
Jij neemt ook de publiciteit van die activiteiten voor je rekening. Als gemeentevoorlichter moest je dat wel gemakkelijk afgaan. Op welke wijze bracht je de inwoners van Hoorn op de hoogte van wat er ging gebeuren in de Oosterkerk.
Na de heropening van de kerk was het zaak om de exploitatie op gang te krijgen. Voor het bestuur was daarbij van belang, dat de kerk, zoals ik dat noemde, de thuishaven zou worden van vele Hoornse verenigingen. Dat is ook wel gelukt. Tot op de dag van vandaag zijn er vaste gebruikers. Die basis is belangrijk. In het begin was er nauwelijks financiële ruimte om eigen activiteiten te ontwikkelen. Eerlijk gezegd, maar wel met alle begrip vond ik dat soms de hand teveel op de knip werd gehouden. Waar ik goede herinneringen aan heb waren de zogenaamde Podium Vrij – middagen en de jazzconcerten. Ik herinner me nog een optreden van Louis van Dijk. Ook de terugkerende uitvoering van de Johannes Passion op Witte Donderdag door Soli Deo Gloria vind ik een initiatief dat grote waardering verdient. De opdracht, die we ons stelden was natuurlijk ook om andere groepen dan cultureel betrokken en -geïnteresseerde mensen naar de kerk te krijgen. In dat verband vond ik de vroege wandeling op Hemelvaartsdag ook wel een leuk idee. Onder het motto ‘Ontdek Hoorn bij het Ochtendgloren’ organiseerden we een wandeling door de binnenstad met aansluitend ontbijt in de kerk.
We hebben als Oosterkerk ook mede aan de wieg gestaan van het festival Hoorn Oude Muziek. Nog een heel ander punt was onze wens om het mogelijk te maken burgerlijke huwelijken in de Oosterkerk te laten sluiten. Dat heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Vanwege scheiding kerk en staat vond men het op het stadhuis niet wenselijk om dit toe te staan. Uiteindelijk kwam er wel groen licht. Een nieuwe gebruik van de kerk diende zich ook aan met de uitvaarten. In mijn tijd hebben we nog het initiatief genomen om met de Hoornse uitvaartondernemers om de tafel te gaan. Zo moet je als bestuur steeds alert zijn op nieuwe inkomstenbronnen, die de exploitatie ten goede komen. Ook al blijft dat moeilijk. Als je in de krant ziet hoe groot het culturele aanbod in Hoorn en de regio is, dan is het niet makkelijk om met iets speciaals en ook nog een activiteit die geld oplevert voor de dag te komen. Wij hebben destijds in het bestuur wel discussies gevoerd welke kant we op willen met de kerk. Kort door de bocht gezegd: wil je het accent leggen op verhuur of wil je ook eigen cultureel gezicht opbouwen? Dat laatste is ook in het licht gezien van het ruime aanbod geen eenvoudige opgave. Ik denk, dat deze vraag ook nu nog aan de orde is. Er wordt al zoveel georganiseerd.
Ik vind de Oosterkerk ook heel mooi als er stilte is. Ik heb wel eens verteld, dat ik het heerlijk vond om op een mooie winterse namiddag in de kerk te zitten, terwijl de zon langzaam uit de kerk weggleed. De bouwers van de kerk hebben de kerk destijds zo gesitueerd dat natuurlijk licht in de kerk overheerst. Ook bij het ochtendgloren.
In 1993 word jij tot voorzitter benoemd, nadat je voorganger Johan Boersma te kennen had gegeven te willen stoppen.
Op 23 juni 1993 begon ik als voorzitter. Ik was al bestuurslid en wilde deze taak wel op me nemen. Als je eenmaal aangestoken bent door het Oosterkerkvirus kom je daar eigenlijk nooit meer van af. We moesten de kerk nu gaan exploiteren. De Oosterkerk was de eerste monumentale kerk in Hoorn met een multifunctioneel karakter. Ik herinner me, dat we na de opening uit sommige hoeken klachten kregen over de akoestiek in de kerk. Dat zijn vaak subjectieve waarnemingen, maar als je er maar genoeg over praat, wordt het vanzelf een probleem. We hebben toen onder meer besloten gordijnen tegen de wanden te plaatsen, waardoor er enige geluiddemping plaatsvond. Waar we eigenlijk ook gelijk achter kwamen, was het gegeven dat de faciliteiten om inhoud te geven aan het multifunctionele karakter tekort schoten. De keuken- en sanitaire voorzieningen waren volstrekt onvoldoende. Begin 2000 besluit het bestuur dan ook om architect Jan Rietvink een ontwerp te laten maken voor noodzakelijke aanpassingen: Uitbreiding sanitair en een keukenvoorziening tussen het transept en het Claes Joesthuys. Dat proces is niet van een leien dakje gegaan. We kregen te maken met de Stichting Behoud Karakter Hoornse Binnenstad, die bezwaar maakte tegen het in haar ogen te moderne, hedendaagse ontwerp. Door dat gedoe konden we niet aan de slag en werden de bouwkosten ook weer hoger. Uiteindelijk is het er gelukkig toch van gekomen.
Toen dit allemaal achter de rug was, meldde zich een groot gevaar in het behoud van de Oosterkerk, namelijk de bonte knaagkever. Het bestuur besluit geen halve maatregelen te nemen. Op welke wijze wordt het beestje in de eiken balken bestreden en wat kost dat allemaal wel niet?
De Oosterkerk blijkt een aantrekkelijke verblijfplaats voor de bonte knaagkever. We dachten dat het diertje in 1989 bij zijn eerste bezoek afdoende was bestreden, maar in 2004 werd het beestje met bijnaam ‘doodskloppertje’ opnieuw gesignaleerd in de kerk. Bestrijding van het diertje kost bijna 5 ton. De ‘overwinning’ van de strijd vieren we zoals zoveel min of meer officiële gebeurtenissen in de kerk op ludieke wijze. Samen met toenmalig wethouder Cees van der Maat verschrompel ik een grote door de kunstenaar Gerard Breed gemaakte kever. Mede dankzij de inzet van de helaas te vroeg overleden Hans Rijswijk probeerden we bij alles wat we ondernamen maximale publiciteit te krijgen. Dat deden we bijvoorbeeld ook bij de feestelijke ingebruikname van het met twee registers uitgebreide Bätz-orgel. Toen had ik graag burgemeester van Veldhuizen achter het orgel gehad, maar hij liet het over aan zijn dochter.
In 2011 treed jij af als voorzitter na zeventien jaar de leiding over het bestuur te hebben gehad, maar bij elkaar ben je 30 jaar actief geweest voor de Oosterkerk. Jij behoort dus tot die ‘gigantengroep’ die de Oosterkerk overeind heeft gehouden tegen alle verdrukkingen in.
Hoe kijk jij op deze periode terug?
Ik kijk met heel veel plezier terug op de tijd, dat ik voorzitter was. Maar, dat komt ook omdat de sfeer in het bestuur en de samenwerking met de andere bestuursleden altijd goed is geweest, wat niet wil zeggen dat we het altijd met elkaar eens waren. De vergaderingen hield ik altijd zo kort mogelijk. Na afloop was er dan nog alle tijd om met elkaar een glaasje te drinken. Die informele momenten heb ik, ook in mijn andere bestuurlijk werk, altijd belangrijk gevonden. Bij mijn afscheid was zeer verrast met de toekenning van het ere-voorzitterschap. Ook al weet ik niet precies wat het inhoudt. Ik beschouw het maar als een ambassadeursrol.
Als je het huidige bestuur nog enkele adviezen zou willen meegeven, welke zijn dat dan?
Adviezen voor het bestuur? Geen! Vooral complimenten. Het is heel mooi om te zien, dat er steeds weer mensen opstaan om de kar mede te trekken. Nou ja, toch één adviesje: hou de draagkracht van de vrijwilligers scherp in de gaten. In mijn tijd vond ik die druk soms al aan de hoge kant en dat is er denk ik niet minder op geworden.
Hans, Ik heb een aantal jaren met je mogen samenwerken en ik kijk daar met genoegen op terug. Jij en je medebestuurders hebben de aanzet gegeven tot wat de Oosterkerk nu nog steeds: De Huiskamer van Hoorn.
Eddy Boom
Voorzitter
